Betekenis 'passeren'

Je hebt gezocht op het woord: passeren.

pas·se·ren (passeerde, heeft, is gepasseerd) 1voorbijgaan: mag ik even passeren?; (sport) een tegenstander passeren met de bal voorbijgaan2gebeuren3overtrekken, overgaan: een brug passeren4bij een benoeming overslaan: zich gepasseerd voelen tekortgedaan5tekenen: een akte voor (of: bij) de notaris passeren

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.